Handige functies

Het Driving Assistance-scherm leren kennen


U kunt de buitenkant van uw voertuig weergeven op het systeemscherm. De getoonde schermen en de beschikbare functies kunnen verschillen per model van het voertuig of de specificaties.
Waarschuwing
Let er bij het achteruit rijden op dat u de volgende richtlijnen volgt:
  • Controleer voordat u in uw voertuig stapt altijd de omgeving achter uw auto.
  • Vertrouw bij het achteruit rijden niet alleen op de achteruitrijcamera. Controleer altijd of het veilig is om achteruit te rijden door achter u en in de achteruitkijkspiegels te kijken.
  • Rijd altijd langzaam achteruit en stop direct als u vermoedt dat er zich een persoon, vooral een kind, achter uw voertuig kan bevinden.
Let op
De afstand die op het achteruitkijkscherm wordt weergegeven, kan afwijken van de daadwerkelijke afstand. Zorg er voor de veiligheid voor dat u achter en aan de linker- en rechterzijde van uw voertuig controleert of het veilig is.

Achteruitkijkscherm

Als u schakelt naar ‘R’ (Reverse, achteruit) wanneer de motor draait, wordt op het systeemscherm automatisch het achteruitkijkscherm en de parkeerbegeleiding weergegeven.
Afhankelijk van het voertuigmodel of de specificaties kunnen de weergegeven schermen variëren.
Optie A
Optie B
  • Rijrichtinglijnen (geel)
  • Deze lijnen geven de richting van het voertuig weer volgens de stuurhoek.
  • Neutrale richtingslijnen (blauw)
  • Deze lijnen geven het verwachte pad van uw auto aan met het stuur in de neutrale positie. Ze kunnen u helpen bepalen of het voertuig in de juiste positie op een parkeerplek staat en voorkomen dat u te dicht bij het voertuig naast u parkeert. (indien aanwezig)
  • Botsingswaarschuwingslijnen (rood)
  • Deze lijnen helpen een botsing voorkomen.
Opmerking
  • Afhankelijk van het model van uw voertuig of de specificaties zijn het getoonde scherm en de beschikbare functies mogelijk verschillend.
  • U kunt de bedieningsinstellingen voor de achteruitrijcamera op een van de volgende manieren wijzigen, afhankelijk van het voertuigmodel of de specificaties:
  • Druk in het startscherm op Alle menu’s > Instellingen > Geavanceerd of Scherm > Houd achteruitrijcamera ingeschakeld, en activeer of deactiveer de optie Houd achteruitrijcamera ingeschakeld.
  • Druk op het achteruitkijkscherm op > Inhoud weergeven > Achteruitrijcam gebruiken en de optie Achteruitrijcam gebruiken in- of uitschakelen.
  • Als u de optie activeert, blijft het achteruitkijkscherm actief, zelfs als u naar een andere positie dan de positie ‘R’ (Reverse, achteruit) gaat. (indien aanwezig)
  • Als een object te dicht in de buurt van uw voertuig komt als u het voertuig parkeert, hoort u een waarschuwingstoon. Om een ongeluk te voorkomen dat kan gebeuren als u de pieptoon niet hoort, kunt u het systeem zo instellen dat het volume van media die wordt afgespeeld, automatisch wordt verlaagd als u het voertuig parkeert. Druk op het startscherm op Alle menu’s > Instellingen > Audio > Volume-ratio, Aanwijzingen of Waarschuwing bestuurdersassistentie > Veiligheidsprioriteit bij parkeren.
  • Zelfs als uw voertuig in ‘P’ (parkeermodus) is, kunt u het zicht naar achteren controleren door op de knop [] in uw voertuig te drukken (indien aanwezig).

Het achteraanzicht van boven weergeven (indien aanwezig)

Met deze functie kunt u omlaag kijken naar wat zich achter u bevindt.
Druk op het achteruitkijkscherm op .
  • De parkeerbegeleiding wordt getoond op het scherm Achteraanzicht van boven.
  • Deze parkeerbegeleiding geeft de ruimte aan die nodig is om de achterklep van uw voertuig te openen. Zo kunt u zien of er na het parkeren nog genoeg ruimte is om de achterklep te openen zonder obstakels tegen te komen.
  • Er verschijnt een verlengde van het midden van uw voertuig. De lijn geeft de richting van het midden van het voertuig aan volgens de stuurhoek.

Het achteraanzicht weergeven tijdens het rijden (indien aanwezig)

U kunt tijdens het rijden het achteraanzicht weergeven op het systeemscherm.
Afhankelijk van uw voertuigmodel, druk op Alle menu’s > DRVM op het startscherm of de [] of []-knop.
  • Het achteraanzicht wordt weergegeven op het scherm. verschijnt op het scherm om aan te geven dat het achteruitkijkscherm actief is.
U kunt het achteruitkijkscherm deactiveren door te drukken op op het scherm of opnieuw op de knop [] of [], afhankelijk van uw voertuigmodel.
Let op
Activeer of deactiveer voor uw veiligheid de achteruitkijkspiegel wanneer uw voertuig stilstaat.

Het achteraanzicht instellen (indien aanwezig)

Als u de scherminstellingen wilt wijzigen, drukt u op op het achteruitkijkscherm.
  • Inhoud weergeven (indien aanwezig): selecteer wat u op het achteruitkijkscherm wilt weergeven.
  • Scherm instellingen: pas de helderheid en het contrast van het camerascherm aan.
  • Houd achteruitrijcamera ingeschakeld (indien aanwezig): instellen dat achteruitkijkscherm actief blijft zelfs als u naar een andere positie dan de positie ‘R’ (Reverse, achteruit) gaat. Wanneer u naar ‘P’ (Park, parkeren) gaat of met een vooraf bepaalde snelheid of sneller rijdt, wordt het achteruitkijkscherm uitgeschakeld en geeft het systeem automatisch het vorige scherm weer.

Omgevingsmonitor (indien aanwezig)

Met de omgevingsmonitor kunt u de omgeving van uw voertuig weergeven met behulp van de meervoudige camera's die in het voertuig zijn geïnstalleerd.

Uw omgeving weergeven tijdens het rijden (indien aanwezig)

Druk op de toets [] of [].
  • Het vooraanzicht en de omgeving worden op het scherm weergegeven.
  • De functie wordt alleen in de volgende situaties geactiveerd:
  • Als u 10 km/u of langzamer of 15 km/u of langzamer rijdt in positie ‘D’ (Drive, rijden), afhankelijk van het model of de specificaties van het voertuig
  • Als u stopt in positie ‘D’ (Drive, rijden) of ‘N’ (Neutral, neutraal)
Druk op een van de pictogrammen in het scherm om de bijbehorende richting weer te geven.
Pictogram
Beschrijving
Het vooraanzicht en de omgeving weergeven.
Het vooraanzicht op het volledige scherm weergeven.
Het vooraanzicht en het aanzicht linksvoor weergeven.
Het vooraanzicht en het aanzicht rechtsvoor weergeven.
Het achteraanzicht weergeven tijdens het rijden. verschijnt op het scherm om aan te geven dat het achteruitkijkscherm actief is.
De instellingen van het omgevingsscherm wijzigen.
U kunt het omgevingsscherm deactiveren door nogmaals op de toets [] of [] te drukken.
Opmerking
Als er een geopende deur of achterklep of een ingeklapte buitenspiegel wordt gedetecteerd terwijl de omgevingsmonitor actief is, wordt links op het scherm een waarschuwingspictogram weergegeven.

Uw omgeving weergeven terwijl u achteruit rijdt (indien aanwezig)

Als u naar de positie 'R' (Reverse, achteruit) schakelt, wordt automatisch het achteraanzicht weergegeven op het scherm.
Druk op een van de pictogrammen in het scherm om de bijbehorende richting weer te geven.
Pictogram
Beschrijving
Het achteraanzicht en de omgeving weergeven.
Het achteraanzicht op het volledige scherm weergeven.
Het achteraanzicht en het aanzicht linksachter weergeven.
Het achteraanzicht en het aanzicht rechtsachter weergeven.
Het achteraanzicht van boven weergeven. > Zie 'Het achteraanzicht van boven weergeven (indien aanwezig).'
De instellingen van het omgevingsscherm wijzigen.
Opmerking
  • Als u naar ‘P’ (Park, parkeren) schakelt, werkt de omgevingsmonitor niet.
  • Zelfs als uw voertuig in ‘P’ (parkeermodus) is, kunt u het zicht naar achteren controleren door op de knop [] in uw voertuig te drukken (indien aanwezig).

Het achteraanzicht van boven weergeven (indien aanwezig)

Druk op het omgevingsscherm op om omlaag te kijken naar wat zich achter u bevindt.
  • De parkeerbegeleiding wordt getoond op het scherm Achteraanzicht van boven.
  • Deze parkeerbegeleiding geeft de ruimte aan die nodig is om de achterklep van uw voertuig te openen. Zo kunt u zien of er na het parkeren nog genoeg ruimte is om de achterklep te openen zonder obstakels tegen te komen.
  • Er verschijnt een verlengde van het midden van uw voertuig. De lijn geeft de richting van het midden van het voertuig aan volgens de stuurhoek.

Het omgevingsscherm instellen (indien aanwezig)

Als u de scherminstellingen wilt wijzigen, drukt u op op het omgevingsscherm.
  • Inhoud weergeven: selecteer wat u op het achteruitkijkscherm wilt weergeven.
  • Vooraanzicht modus (indien aanwezig): hier selecteert u de standaardweergave die moet worden weergegeven als u tijdens het rijden de omgevingsmonitor activeert.
  • Achteraanzicht modus (indien aanwezig): hier selecteert u de standaardweergave die moet worden weergegeven als tijdens achteruit rijden de omgevingsmonitor is geactiveerd.
  • Scherm instellingen (indien aanwezig): pas de helderheid en het contrast van het camerascherm aan.