Instellingen

De voertuiginstellingen configureren

Configureer rijgerelateerde functies en andere voertuiginstellingen.

Let op

Stop het voertuig voordat u de instellingen wijzigt om de veiligheid te garanderen.

  • De voertuiginstellingen kunnen alleen worden gewijzigd wanneer het voertuig is ingeschakeld.
  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.
  • Sommige functies worden mogelijk niet ondersteund, afhankelijk van het airconditioningsysteem.
  1. Druk op het startscherm op Instellingen Voertuig.

    Het scherm met voertuiginstellingen verschijnt.

  2. Configureer de instellingen zoals gewenst.
  • Druk op het scherm op of druk op de [SEARCH]-knop op het bedieningspaneel, voer een zoekterm in en selecteer vervolgens het uit te voeren item.

Configureer instellingen voor verschillende rijhulpsystemen om de veiligheid te garanderen.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de auto voor meer informatie over de functies.
  • Druk op Menuweergave wijzigen om de weergavemodus voor rijhulp tussen de afbeeldingsweergave en de lijstweergave te schakelen. De standaardmodus is de afbeeldingsweergave.

Waarschuwing

  • •  Let tijdens het rijden altijd op de wegomstandigheden. Het bestuurdershulpsysteem helpt u veilig en comfortabel te rijden. Uitsluitend vertrouwen op de functie kan leiden tot overtreden van de verkeersregels en -voorschriften, wat tot een ongeval kan leiden.
  • •  Zorg ervoor dat u het voertuig eigenhandig blijft besturen en houd u aan verkeersregels voor de veiligheid. Houd tijdens het rijden uw ogen op de weg en let op de omgeving, ook als de functie ingeschakeld is.
  • •  Niet alle waarschuwingen of functies zijn nodig wanneer ze actief zijn en ze vervangen in geen geval het oordeel van de bestuurder. Houd tijdens het rijden uw focus op de weg.

Let op

Let tijdens het rijden altijd op de omgeving rond het voertuig. De geïnstalleerde camera 's en sensoren werken mogelijk niet goed onder alle rijomstandigheden.

Waarschuwingsmethoden

De waarschuwingsmethoden van de bestuurdershulpsystemen.

  • •  Waarschuwingsvolume: volume van de waarschuwingssignalen
  • •  Haptische waarschuwing: activeren van de stuurvibratie bij waarschuwingen
  • •  Geluidswaarschuwing rijstrookveiligheid uitgezet: deactivering van de Geluidswaarschuwing rijstrookveiligheid, zelfs als zowel het waarschuwingsvolume als de haptische waarschuwing aanstaan.
  • •  Veiligheidsprioriteit bij rijden: alle andere audiovolumes verlagen als een waarschuwingsgeluid wordt afgespeeld
  • •  Veiligheidsprioriteit bij parkeren: verlaagt alle andere audiovolumes wanneer de parkeerhulp actief is

SCC (Smart Cruise Control)

Instellingen van het SCC (Smart Cruise Control) systeem

  • •  Gebaseerd op rijstijl: automatische aanpassing van de instellingen van het Smart Cruise Control-systeem op basis van de rijstijl
  • Druk op Interval resetten om de SCC (Smart Cruise Control)-instellingen te resetten.

Rijcomfort

Stelt de eigenschappen in van het rijcomfortsysteem.

  • Het rijcomfortsysteem werkt op basis van de informatie van het navigatiesysteem. U mag het systeem dus alleen gebruiken wanneer het navigatiesysteem goed werkt.
  • •  HDA (Hulp bij rijden op snelweg): ondersteuning voor het rijden op de snelweg op basis van de ingestelde snelheid en afstand tot de voorligger waarbij het voertuig midden op de rijstrook gehouden wordt.
  • •  Hulp bij rijbaanwissel op snelweg: helpt bij het automatisch wisselen van de rijstrook wanneer de richtingaanwijzer is ingeschakeld terwijl de Snelwegassistent actief is.
  • •  Automatische snelheidsaanpassing (snelweg): past de voertuigsnelheid automatisch aan op snelwegen op basis van de navigatiegegevens.
    • Het werkt op basis van de snelheidscamera's op de route die in het navigatiesysteem is ingesteld. Om de aanwijzinginstellingen voor snelheidscamera's te wijzigen, druk op het startscherm op Instellingen Navigatie Waarschuwingen Waarschuwing flitsmelding.

Snelheidslimiet

Instellingen van snelheitslimietsysteem.

  • •  Hulp bij snelheidslimiet: aanpassing van de ingestelde voertuigsnelheid op basis van de geldende snelheidslimiet met de ingestelde tolerantie bij het bedienen van de +/- schakelaar. Houd de mute-knop op het stuur ingedrukt om naar de snelheidslimiet-infofunctie te wisselen.
  • •  Snelheidslimietwaarschuwing: waarschuwing bij het overschrijden van de huidige snelheidslimiet. Druk op de mute-knop aan het stuur om naar de snelheidslimiet-infofunctie te wisselen.
  • •  Snelheidslimietinformatie: weergave van de huidige snelheidslimiet. Druk op de mute-knop aan het stuur om naar de snelheidslimiet-infofunctie te wisselen.
  • •  Uit: uitschakelen van de snelheidslimietfuncties die op de huidige snelheidslimiet baseren. Druk op de mute-knop aan het stuur om naar de snelheidslimiet-infofunctie te wisselen.
  • •  Tolerantie bij snelheidslimiet: geeft een waarschuwing en past de ingestelde snelheid van het voertuig aan op basis van de geldende maximumsnelheid op de weg en de geselecteerde offset.

DAW (Bestuurdersoplettenheidswaarschuwing)

De instellingen van het DAW-systeem (Driver Attention Warning).

  • •  Waarschuwing vertrek voorliggend voertuig: melding aan bestuurder zodra het voorste voertuig wegrijdt.

    Waarschuwing

    Controleer altijd de wegomstandigheden en de omgeving vóór u vertrekt. Een ongeval veroorzaakt door afleiding kan worden voorkomen.

Rijveiligheid

De instellingen van het rijveiligheidssysteem.

  • •  Kop-staartveiligheid: hulp bij het voorkomen van botsingen door een waarschuwing te geven en controle over de auto te nemen als er een kans is op een kop-staart- botsing.
  • •  Waarschuwingstijdstip veiligheid voorkant: waarschuwingstijdstip voor het veiligheidssysteem aan de voorkant
  • •  Veiligheid kruisend verkeer voorkant: geeft een waarschuwing en voertuigcontrole wanneer een risico op een voorwaartse aanrijding wordt gedetecteerd.
  • •  Veiligheid voorkant/zijkant: geeft een waarschuwing en voertuigcontrole wanneer een risico op een aanrijding van voren of van opzij wordt gedetecteerd.
  • •  Rijbaanveiligheid: automatische aanpassing van het stuur om het voertuig binnen de rijbaan- markering te houden.
  • •  Dodehoekweergave: weergave van de dode hoek in het cluster bij het bedienen van de richtingaanwijzer
  • •  Dodehoekveiligheid: waarschuwing en automatische voertuigsturing als een risico op botsing wordt gedetecteerd in de dode hoek tijdens het uitparkeren van een filegeparkeerd voertuig.
  • •  Veilig uitstappen: geeft bij het uitstappen een waarschuwing en deurbediening wanneer een naderend voertuig in de dode hoek van het voertuig wordt gedetecteerd.

Parkeerveiligheid

Instellingen van de veiligheidssystemen bij het parkeren.

  • •  Camera-instellingen: hiermee stelt u de eigenschappen van de camera in.
  • •  Omgevingszicht automatisch inschakelen: omgevingszicht wordt automatisch ingeschakeld als de waarschuwing voor de parkeerafstand aan is.
  • •  Auto PDW (Parking Distance Warning): automatische activering van PDW (parkeerafstandwaar- schuwing) bij laag rijtempo.
  • •  Veiligheid achterkant: geeft een waarschuwing en voertuigbediening wanneer tijdens het achteruitrijden gevaar voor een aanrijding wordt gedetecteerd.
  • •  Veiligheid kruisend verkeer achterkant: geeft een waarschuwing en voertuigbediening wanneer tijdens het achteruitrijden een risico op een botsing met dwarsverkeer wordt gedetecteerd.

Waarschuwing

  • •  Controleer tijdens het rijden of parkeren altijd op voorwerpen rond het voertuig, zelfs als uw voertuig met een bestuurdershulpsysteem is uitgerust. Vertrouwen op het Parkeerveiligheidssysteem kan tot een ongeval leiden. Houd het voertuig dus zelf onder controle.
  • •  Als de sensoren geen obstakels kunnen detecteren vanwege de detectiebeperking, kan dit tot een ongeval leiden. Let tijdens het parkeren altijd op de omgeving.

U kunt de voertuiginstellingen voor de rijdomstandigheden wijzigen.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

MY DRIVE MODE

Gepersonaliseerde rijmodus gebaseerd op de door de bestuurder geselecteerde instellingen

Remmodus

Automatische selectie van de remmodus (remdruk, reactiegedrag, etc.) op basis van uw rijstijl.

Waarschuwing bij rijmoduswisseling

Een rijmoduswijziging wordt getoond in een gedetailleerde afbeelding van het voertuig.

Aanhangermodus

Deze functie zorgt voor gelijkblijvende rijprestaties en schat het resterende bereik met een aanhanger.

Eco-modus airconditioning

Energieverbruik verlagen door het verwarmings- en koelvermogen van de klimaatregeling te verlagen.

Een kunstmatig motorgeluid voor elektrische voertuigen. Selecteer een volume.

U kunt de bedieningsomgeving voor de airconditioning configureren.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Interne luchtcirculatie

Blokkeren van buitenluchttoevoer in de voertuigcabine

Automatische ventilatie

Automatisch overschakelen naar frisseluchtventilatie na langdurig gebruik van de interne luchtcirculatie

Opties voor Ontwasemen/ Ontdooien

De airconditioning wordt automatisch ingeschakeld om de voorruit te ventileren.

Klimaatfuncties

Klimaatregeling/Comfortfuncties

Stoelverwarming/-ventilatie gebaseerd op de klimaatinstellingen

Automatische aktivering van de stuurverwarming en stoelverwarmings/-ventilatiefuncties voor de bestuurder op basis van de klimaatinstellingen.

U kunt de diverse functie instellen (bewegingen en verwarmingsbediening voor de bestuurdersstoel, achterstoel en stuur) die betrekking hebben op de stoelen en het stuur.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Verwarmings-/ ventilatiefuncties

Activering en aanpassing van de comfortfuncties van de stoelverwarming en -ventilatie.

Easy access stoel

Automatische afstelling van het stuur om de bestuurder en passagiers gemakkelijker in en uit te laten stappen

Waarschuwing wijziging zithouding

Gedetailleerde weergave van de wijzigingen in zitpositie op een afbeelding van de stoel.

Smart Posture Care

Aanbeveling zitpositie voor gezonde rug passend bij de lichaamsbouw van de bestuurder en klin. analyses

Ergo-motion stoel

Ergonomische stoelbewegingen helpen bij het verminderen van de vermoeidheid, het verhogen van de comfort en het verbeteren van de alertheid en veiligheid.

U kunt de instellingen voor voertuiglichten configureren.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Interieurverlichting

Instellen van de interieurverlichting in de voertuigcabine

  • •  Helderheid: pas de helderheid van de interieurverlichting aan.
  • •  Kleur: past de kleuren van het omgevingslicht aan.
  • •  Volgens rijmodus: de kleur van de interieurverlichting wordt aangepast aan de geselecteerde rijmodus.
  • •  Gedimd tijdens rijden in het donker: automatisch dimmen van de interieurverlichting bij rijden in het donker
  • •  Koppelen aan snelheidswaarschuwing: als het navigatiesysteem een waarschuwing voor snelheidsovertredingen geeft, gaat het omgevingslicht rood knipperen.
  • •  Licht aanpassen aan snelheid: de helderheid van de interieurverlichting wordt aangepast aan de voertuigsnelheid.

One-touch richtingaanwijzer

Het aantal keren dat de richtingaanwijzer knippert bij het aantippen van de richtingaanwijzer

Welkom spiegel/licht

Bij het ontgrendelen van de deuren met de sleutel wordt de omgevings- of deurgreepverlichting ingeschakeld en worden de zijspiegels uitgeklapt.

Follow me home verlichting

Nadat het contact is uitgezet, worden achterlichten en koplampen na ongeveer 15 seconden uitgeschakeld

Verlichtingspatroon

Het type verlichting voor het dynamische welkomstlicht. Het geselecteerde patroon wordt toegepast bij het volgende starten van het voertuig.

HBA (High Beam Assist)

Assistent om tegenliggers niet te verblinden met grootlicht.

Intelligent grootlicht

De snelheid waarbij het intelligente grootlicht wordt ingeschakeld. De koplampen worden aangepast om tegenliggers niet te verblinden.

Interieurverlichting aan

Schakelaars en toetsen zijn altijd verlicht, ook overdag.

U kunt de bedieningsomgeving voor de kofferklep en deuren configureren.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Automatisch Vergrendelen

Kiest de toestand wanneer alle deuren automatisch vergrendeld worden.

Automatisch Ontgrendelen

Kiest de toestand wanneer alle deuren automatisch ontgrendeld worden.

Druk 2 keer voor ontgrendelen

Alle deuren worden ontgrendeld als de ontgrendelknop twee keer wordt ingedrukt. (Eén keer indrukken ontgrendelt alleen de deur van de bestuurder)

Elektrische kofferdeksel of Elektrische achterklep

Open of sluit de elektrische achterklep automatisch door op de kofferbakknop te drukken.

Openingssnelheid elektrische kofferbak of Openingssnelheid elektrische achterklep

Definitie van de snelheid voor openen en sluiten van elektronische achterklep.

Openingshoogte elektrische kofferbak of Openingshoogte van de elektrische achterklep

De automatische openings-hoogte van de elektrische achterklep.

  • De weergegeven naam kan verschillen afhankelijk van het voertuigmodel en de specificaties.

Handenvrije kofferklep of Smart achterklep

De achterklep zal automatisch openen bij naderen van de achterklep met de Smart key.

  • De weergegeven naam kan verschillen afhankelijk van het voertuigmodel en de specificaties.

Afstandsbediening raam

Inschakelen/ uitschakelen van afstandsbediening autoramen.

Registreer een digitale sleutel op uw smartphone of een NFC-compatibele sleutelkaart om de smartphone of kaart als smart key te gebruiken.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Smartphone-sleutel

Instellen van de smartphone-sleutel.

  • •  My Smartphone Key: my Smartphone Key opslaan/verwijderen
  • •  Gedeelde sleutels: gedeelde smartphone-sleutel weergeven
    • Een digitale sleutel kan door maximaal drie smartphones worden gedeeld. Zorg ervoor dat de smartphones door dezelfde fabrikant zijn gemaakt.

NFC kaartsleutel

Opslaan of verwijderen van een NFC kaartsleutel

  • •  Kaartsleutel activeren: voertuig starten en deuren ver-/ontgrendelen met een kaartsleutel.

Informatie over de digitale sleutel

Toont het serienummer van de authenticatiesleutel.

U kunt de functies zoals draadloos opladen voor het gemak configureren.

  • Beschikbare instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het voertuigmodel en specificaties.

Waarschuwing inzittende achter

Waarschuwing aan de bestuurder dat er nog een passagier op de achterbank is.

Volgend onderh.

Een waarschuwing wordt weergegeven wanneer een specifiek onderhoudsinterval bereikt werd.

  • •  Volgend onderh.: een waarschuwing wordt weergegeven wanneer een specifiek onderhoudsinterval bereikt werd.
  • •  Kilometeraantal: een inspectiemelding wordt weergegeven nadat de ingestelde kilometerstand is bereikt.
  • •  Periode: een inspectiemelding wordt weergegeven nadat de ingestelde tijd is verstreken.
  • Druk op Interval resetten om alle instellingen van de herinnering aan het service-onderhoud te initialiseren.

geavanceerde anti-diefstal

Geeft een waarschuwing wanneer beweging wordt gedetecteerd in de voertuigcabine nadat het voertuig is vergrendeld.

Draadloos opladen voor mobiele apparaten

Draadloos laadsysteem inschakelen voor gebruik met compatibele apparaten.

Indicator van draadloze oplader van mobiele telefoons

Kies het weergavetype van het indicatorlampje wanneer een mobiele telefoon wordt opgeladen op het draadloze oplaadpad.

Automatische ruitenwisser achter (achteruit)

Ruitenwisser achter gaat automatisch aan als de ruitenwissers voor zijn geactiveerd en de versnelling in achteruit staat.

Digitale zijspiegels

Voertuig starten en deuren ver-/ontgrendelen met een kaartsleutel.

Slimme glaskleuring

De mate van kleuring van de ruiten van het voertuig

Aanhangermodus

Deze functie zorgt voor gelijkblijvende rijprestaties en schat het resterende bereik met een aanhanger.

Aanhanger-checklijst

Dingen die voor het gebruik van een aanhanger moeten worden gecontroleerd.